zondag 11 januari 2009

De dans

Een gekromd ineengezakt hoopje dat verder alle kernmerken van een mens had zat op een ongemakkelijk rechte stoel, waarvan de knokige punten op alle hoeken in zijn taaie vel staken. De kamer was donker, afgezien van de aan het plafond hangende lamp die zachtjes heen en weer wiegde, alsof god zelf het duistere tafereel bekeek, en afwijzend zijn hoofd schudde. De door rook vergeelde muren waren zo rimpelig en verzakt dat het leek alsof het behangen was met de huid van een naakte molrat.

De rookcirkels die opstegen uit de gaten in zijn hoofd kringelden in een uitputtende dans rond de lamp, als motten op zoek naar het eeuwige licht. Hij vermorzelde zijn peuk in de asbak, en de stoel slaakte een kraak van opluchting toen de man opstond. Je hoorde de vloer zich schrap zetten en bij elke overleefde stap opgelucht ademhalen. Een zwarte lange jas werd van de kapstok getrokken, en na een ernstig tegenstribbelen belandde hij toch om de juiste ledematen. Met zichtbare tegenzin werden de knopen vastgehaakt, en een arm werd stroef naar de deurknop getild die de geringste aanraking van de man genoeg leek te vinden om in een ontwijkende beweging open te springen. Een zetje, en de deur sloeg met een klap dicht in het slot. Hij liep de neerwaartse spiraal af naar beneden, en vroeg zich, omkijkend, af waarom hij ooit het trappenhuis weer op zou komen. Het deed er ook niet toe.

De stekend koude wind deed hem zijn kraag opzetten, waarover hij schichtig naar rechts gluurde om vervolgens zijn pas in die richting voort te zetten. De te felle straatlantaarns blokkeerden al het licht dat de sterren verschaften, en dwongen hem zijn blik op de grond gericht te houden. Er waren geen mensen op straat, overal belemmerden gordijnen het zicht, en het verkeer leek uitgestorven. Niks dan het geluid van de wind, en het geklots van de onzichtbare plassen die herinnerden aan de regen; de vogels in het park waren abrupt opgehouden met hun gefluit. Een loslopende hond keek als betrapt op, en liep met een boog om hem heen. Hij was er bijna.

Het verdiepingenhoge grauwe kantoorgebouw was net open; twee mannen in perfect passende pakken zaten al tikkend achter hun computers, zoals elke ochtend veel te vroeg. De portier deed na een snelle schuchtere blik zonder verder een woord te zeggen een iets te grote stap opzij; de man duwde zonder op te kijken de deur open. Twee stilgevallen secretaressen wendden hun blik, en barstten los in een beledigend gesmoezel toen hij met zijn rug naar hen gedraaid op de lift wachtte. Hij pakte zijn laatste sigaret uit het pakje dat hij terugstopte in zijn broekzak. Hij viste een aansteker uit de beschutting van zijn jaszak, die hem zonder tegensputteren van een vlam voorzag, om daarna zo snel mogelijk weer in zijn zak te belanden.

De liftdeuren openden zich en de twee instaanden glipten dun gemaakt langs de muren weg. Hij stapte de cabine in, en drukte op het hoogste knopje. De deuren sloten zich met een benauwende sis. De vettige spiegel in de stijgende lift reflecteerde een vervormd beeld. De tl-buizen knipperden akelig langzaam. De te lange askegel viel van zijn sigaret toen de lift plots vroegtijdig tot stilstand kwam.
Achter de openschuivende deuren stond een meisje met grote ogen en een lollie hem verschrikt aan te staren. De rook kwam uit de lift zetten, en de teddybeer pakte haar hand steviger vast. De stilte die volgde gaf de lift de tijd om langzaam op adem te komen en vervolgens weer verder omhoog te schieten. Een laatste keer gingen de deuren open en dicht.

Hij hoorde de lift achter zich meteen weer naar beneden vallen, hem achterlatend op de hoogste verdieping. Een deur werd dichtgetrokken aan de andere kant van de gang. Hij opende het dichtstbijzijnde raam, dat uitkeek over een smal verlaten steegje. Hij nam zijn laatste hijs van de sigaret, zette enkele passen achteruit en rende op het raam af. Met alle kracht in zijn lijf gooide hij zijn peuk het raam uit, en keek hem na terwijl deze, gevangen in een gevecht tussen wind en zwaartekracht, zijn weg naar beneden baande. Hij schoof het raam dicht, en gooide zichzelf met een overdovend geklater van brekend glas door de ruit heen. En de grond week niet.

Geen opmerkingen: