vrijdag 9 januari 2009

Draaiende dingen

De straat gleed onder mijn voeten vandaan en mijn fiets bleef gezellig bij me. Terwijl de wereld zich met een bepaalde lengte per onbepaalde tijdseenheid onder mij vandaan schoof, zette ik enkele vraagtekens op de gekozen plaatsen.

De aarde draait met een snelheid die een zinnig mens vousvoyeert om zijn eigen as heen. Althans, zo is mij verteld. Maar niemand heeft mij ooit verteld hoe 'we' 'weten' dat niet de rest van het universum, of de paar sterretjes die wij daarvan kunnen zien, en als referentiepunt gebruiken, eigenlijk met diezelfde snelheid om óns heen draaien. We nemen namelijk ook aan dat de aarde de meest intelligente planeet in onze buurt is: waarom zou moeder draaien, als ze ook anderen om zich heen het werk kan laten doen? Ik kan het zelfs bewijzen. Als onze aarde tantoe hard om zijn eigen as zou spacen, dan zou ik als ik in de lucht zou springen een heel eind verder weer neerkomen, aangezien de aarde onder mijn voeten door zou draaien.

Iedereen die, net zoals ik, wel eens gesprongen heeft, weet dat dit niet het geval is. Gelukkig maar: het zou touwtjespringen zo goed als onmogelijk maken.

Maargoed, zittende op mijn fiets besefte ik me dat ik opeens veel harder moest trappen om vooruit te komen. Ik stapte af, en checkte mijn band, die nog steeds bij benadering rond was; daar kon het niet aan liggen.

Dat is trouwens ook grappig. Rond is enkel een conceptueel begrip. Het leuke aan schrijven is dat ik dit, ookal weet je het allang, toch kan gaan uitleggen. Daar heb jij echt bijzonder weinig over te zeggen. Dusse, de onmogelijkheid van rondheid. Ja, als je steeds verder zou inzoomen op de rondste cirkel die je ooit gezien hebt, zou je uiteindelijk allemaal oneffenheden vinden. Het is praktisch gezien onmogelijk dat deze 'cirkel' tot in de oneindige ingezoomdheid rond blijft. De enige ronde cirkel is het theoretische idee ervan dat jij ergens in je hoofd hebt zitten.

En hoe dat komt? Slechte ogen. Als je betere ogen had gehad had je vanaf het moment dat je geboren was de imperfectie van alles beter kunnen zien. Daaronder ook de imperfectie van cirkels. Onder deze omstandigheden had je het écht niet in je hoofd gehaald om te bedenken dat er zoiets zou bestaan als rondheid. Stel je voor.

Voorbeeld. Eén van de dingen waarvan kinderen leren dat het typisch rond is, is de aarde. Dat is een bal, een bol, rónd. Echt waar.
Nou eh, nee dus. Een bol? Doe eens normaal. Een 'bol' met gaten erin van van kilometers diep en lang; gigantische bergen die daar even hoog weer boven uitstijgen. Alles behalve rondheid zo ver het oog reikt. Punten die eruitsteken, hobbels, gigantische bobbels, oneffenheden, diepe scheuren; dat is álles waar het uit bestaat. Hoe durf je het rónd te noemen?

Om verder te gaan met mijn 'verhaal'.
Ik stapte weer op mijn fiets, en verwierp de theorie dat ik in een andere versnelling aan het trappen was. De alternatieve hypothese, de theorie dat ik misschien wel niet meer bezig was met mezelf over de aarde te rollen, maar in plaats daarvan de aarde onder me uit aan het duwen was (en ik kan je vertellen, dat is in je eentje nog best een karwei), was een stuk aannemelijker. Ik heb namelijk geen versnellingen op mijn fiets.

Dit idee zou enkele consequenties met zich meebrengen. Omdat mijn hele jeugd erop gehamerd is dat alles wetenschappelijk geverifiëerd moet worden voordat ik het als waar kan aannemen, besloot ik mijn aanname te testen. Áls het inderdaad zo was dat ik de aarde de andere kant op aan het trappen was, dan zou dat betekenen dat ik de relatieve snelheid waarmee de rest van het universum om de aarde heen aan het draaien was, aan het beïnvloeden was. Dit zou betekenen dat de stralen van de zon de aarde iets langer zouden kunnen bereiken.
De ultieme test bestond uit het besluit elke dag een stuk te fietsen, en te kijken of het ook daadwerkelijk zo was dat de dagen langer werden. Zo gedaan, zo gezegd. De tijd in uren en minuten dat het licht of donker was, hield ik per dag nauwkeurig bij. Na een tijdje ging ik mijn schema afbouwen, en even later begon ik de andere kant op te fietsen, om te bekijken hoe beïnvloedbaar deze procedure was. Het resultaat: de dagen werden daadwerkelijk langer als ik tegen de zon infietste, en korter als ik met de zon mee fietste.

Mijn gefiets bleef niet onopgemerkt, en na een tijdje besloot de regering twee keer per jaar de klok een uur te verzetten, als ik weer eens te veel gefietst had.